1.
Wien Neêrlands bloed in de ad’ren vloeit
Wien ’t hart klopt fier en vrij
Wie voor zijn volk van liefde gloeit
Verheff’ de zang als wij:
Hij roem’ met allen, welgezind
Den onverbreekb’re band
Die Neêrland en Oranje bindt
‖: Vorstin en vaderland :‖
2.
Bescherm, o God! bewaak den grond
Waarop onze adem gaat
De plek waar onze wieg op stond
Wellicht ons sterfuur slaat
Wij smeken van Uw vaderhand
Met blijden kinderzin
Behoud voor ’t lieve vaderland
‖: Voor land en koningin :‖
3.
Dring’ luid, van uit ons feestgedruis
De beê den hemel in:
Blijv’ met ons oud Oranjehuis
Het volk steeds één gezin
Vorstin en prins prijze ons gezang
En ’t klinke aan allen kant:
Bewaar het vorst’lijk stamhuis lang
‖: En ’t lieve vaderland :‖
1.
Wien Neêrlands bloed in d’ aders vloeit
Van vreemde smetten vrij
Wiens hart voor land en koning gloeit
Verheff’ de zang als wij:
Hij zett’ met ons, vereend van zin
Met onbeklemde borst
Het godgevallig feestlied in
‖: Voor vaderland en vorst :‖
2.
De Godheid, op haar hemeltroon
Bezongen en vereerd
Houdt gunstig ook naar onze toon
Het heilig oor gekeerd:
Zij geeft het eerst, na ’t zalig koor
Dat hoger snaren spant
Het rond en hartig lied gehoor
‖: Voor vorst en vaderland :‖
3.
Dring’ luid, van uit ons feestgedruis
die beé uw hemel in:
Bewaar de vorst, bewaar zijn huis
En ons, zijn huisgezin
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang
Die eigen wens gestand:
Bewaar, o God! de koning lang
‖: En ’t lieve vaderland :‖