1.
Noord-Holland, ik houd van het groen van je wei,
Het zwart-wit en rood van je koeien.
Je velden vol molens versieren de Mei
Wanneer alle bollen gaan bloeien.
Het zilveren licht kleurt de lucht op het land.
En zilt komt de zeelucht gewaaid aan je strand
Om ’t wit van de wolken aan ’t hemelse blauw:
Noord-Holland, mijn Holland, hoe houd ik van jou!
2.
Noord-Holland, ik houd van je heerlijke Gooi,
je prachtige Kennemerdreven.
Je meren en brede kanalen zo mooi,
zijn spiegels van waterrijk leven
En zie ik je polders, ontworsteld aan zee,
daar wuift nu het goudgele graan met ons mee.
Het fluitenkruid siert met zijn sluier je dijk.
Noord-Holland, mijn Holland, wat ben je toch rijk!
3.
Noord-Holland, ik zie je historische pracht,
bewaard in je talloze steden.
Je huizen getuigen van stoerheid en kracht,
en rijk is je grote verleden.
Een volk waar de één op de ander vertrouwt
en dat aan zijn toekomst nog dagelijks bouwt,
met ieder die aan jou zijn hart heeft verpand.
Daarom ben jij Holland, mijn Holland, mijn land!