1.
Waar in ’t bronsgroen eikenhout
’t nachtegaaltje zingt;
Over ’t malse korenveld
’t lied des leeuweriks klinkt;
Waar de hoorn des herders schalt
langs der beekjes boord:
Chorus:
‖: Daar is mijn Vaderland
Limburgs dierbaar oord! :‖
2.
Waar de brede stroom der Maas
statig zeewaarts vloeit;
Weeldrig sappig veldgewas
kost’lijk groeit en bloeit;
Bloemengaard en beemd en bos
overheerlijk gloort:
Chorus
3.
Waar der vaad’ren schone taal
klinkt met held’re kracht;
Waar men kloek en fier van aard
vreemde praal veracht;
Eigen zeden, eigen schoon
’t hart des volks bekoort:
Chorus
4.
Waar aan ’t oud Oranjehuis
’t volk blijft hou en trouw;
Met ons roemrijk Nederland
één in vreugd en rouw;
Trouw aan plicht en trouw aan God
heerst van Zuid tot Noord:
Chorus